Levensbeslissende handelingen zijn in het leven van anesthesisten dagelijkse kost. Hoewel de meeste narcoses standaardprocedures zijn, die volledig gecontroleerd aflopen, is het intrinsiek gevaarlijk iemands ademhaling lam te legen en medicatie te geven die de functie van het hart negatief beïnvloeden. Het is echter zo routine dat men er niet per se bewust over nadenkt bij iedere narcoseinleiding die men doet.
Daarbij komt dat men slechts langzaam die verantwoordelijkheid in de hand gedrukt krijgt. Eerst is men student, dan stagiair, dan assistent, dan specialist met toenemende hiërarchische status (waarvan de trappen niet in ieder land naar dezelfde namen luisteren). In het begin wordt men nog voor alles bij de hand genomen. Langzaam maar zeker verdwijnen de babysitters die men heeft naar de achtergrond en komen pas opdagen als men in de penarie zit. En dan is men plotseling zelf de laatste reddingslijn.
Voor mij kwam dit de eerste keer toen ik als arts een transport van een patiënt die intensieve zorgen nodig had, moest begeleiden. Het was een revalidatieziekenhuis dat om de overplaatsing vroeg. Ze hadden ‘s morgens een patiënt opgenomen die een beroerte had gehad en bij hen zou werken aan het heropbouwen van zijn lichamelijke krachten. Een patiënt die voor revalidatie wordt overgeplaatst naar een daarin gespecialiseerd ziekenhuis, moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Samengevat moet hij “stabiel zijn.” Dit impliceert dat er geen acute medische problemen, zoals bijvoorbeeld een hartinfarct of een infectie, mogen zijn.
De patiënt die naar deze revalidatiekliniek kwam, bleek überhaupt niet aan deze voorwaarden te voldoen. Ten gevolge van zijn beroerte was hij al weinig aanspreekbaar, maar nu reageerde hij op niets. De bloeddruk was laag, de hartfrequentie hoog en het zuurstofgehalte in het bloed kritisch laag. Daarop besloten ze dat deze patiënt terug naar een afdeling voor intensieve zorgen moest, die zij als revalidatie-ziekenhuis niet hadden. Daarop werd ik met mijn team, bestaande uit een verpleegkundige en een ambulancier, gealarmeerd.
Toen we aankwamen en de patiënt zagen, was duidelijk dat het niet zou lukken deze patiënt, in deze toestand succesvol een transport van meer dan twee uur te laten overleven. Zonder over veel diagnostische mogelijkheden te beschikken, was het vermoeden dat hier een ernstige longontsteking bestond. We moesten hem in een kunstmatig coma brengen en aan een beademingsmachine brengen.
Dit vereiste natuurlijk enige voorbereiding: eerst en vooral hadden we geen goede venentoegang. Een dergelijke toegang is noodzakelijk voor het toedienen van medicamenten. Het bleek echter niet mogelijk een voldoende grote infuuslijn aan te brengen, omdat de aders van deze patiënt te slecht waren. Omdat we onder tijdsdruk stonden, besloten we uit te wijken naar een noodprocedure: met een speciale boormachine wordt een toegang naar het beendermerg gemaakt. Van daaruit komen medicamenten zeer snel in de bloedcirculatie. Normaal gebruiken we deze methode niet omdat er meer nadelen mee verbonden zijn dan met de gebruikelijke methodes, maar in geval van nood is het een snelle optie. Verder worden de noodzakelijke medicijnen samen met het materiaal om te intuberen klaargelegd.
Dan gaan we over tot het inleiden van de narcose. Net als bij het vliegen, waar het opstijgen en landen de gevaarlijkste momenten zijn, zijn bij narcoses het in- en uitleiden de kritische momenten. Daarbij vraagt een patiënt die zo instabiel is als deze man, evenveel concentratie als vliegen in een onweer. Dus als we beginnen de medicamenten te geven, verbaast het niemand dat de toestand initieel slechter wordt dan het was.Ik weet wat te doen. Maar dan slaag ik er niet in de tubus correct te plaatsen. Ik zie de bloeddruk slechter worden. Ik zie het zuurstofgehalte slechter worden.
En dan besef ik ook dat wij hier de cavalerie zijn. Dat ik de verantwoordelijke ben. Dat er niemand meer is die komt als het mis gaat. Dat ik degene ben die moet gaan uitleggen dat de patiënt is overleden als we dit niet onder controle krijgen. Ik voel paniek opkomen bij de gedachte dat ik een dergelijke catastrofe veroorzaakt zou hebben. Maar ik besef dat paniek noch de patiënt noch mij verder helpt, onderdruk dit gevoel, mobiliseer kennis en vaardigheden die ik geleerd heb en met de hulp van mijn collega’s wordt het acute onheil afgewend. Later konden we de patiënt in half- stabiele toestand op een passende afdeling onderbrengen voor verdere zorg, maar bijna was het misgegaan.
Het inbrengen van een beademingstubus waarover iemand kunstmatig beademend kan worden.
Iets wat altijd kan gebeuren en wat dikwijls met de anatomie van de patiënt te maken heeft, of met suboptimale omstandigheden.